In 2026 moet het nieuwe pensioenstelsel ingaan. Eerlijker en transparanter, dat zijn de kernbegrippen. Wat verandert er en hoe gaat dat uitpakken voor de verschillende generaties?
Peet Vogels 24-06-20, 14:00 Laatste update: 14:34
Wat wijzigt er?
In het huidige stelsel werd elke deelnemer een gegarandeerd pensioen beloofd, meestal 70 procent van het gemiddeld verdiende loon. Een belofte die niet waargemaakt kan worden, vooral door de lage rente. De belofte van een gegarandeerd pensioen verdwijnt in het nieuwe stelsel, al kunnen fondsen – die dat willen – straks wel kiezen voor een vaste uitkering. Zij blijven dan in het oude stelsel zitten.
In het nieuwe stelsel spaart iedereen een eigen pensioenvermogen bij elkaar. Dat is de eigen premie en de daarop behaalde rendementen. De bedoeling is dat dat vermogen voldoende groot is om een pensioen van minimaal 70 procent van het gemiddeld verdiende loon uit te betalen. Dat geld zit weliswaar in een collectieve pot, maar jaarlijks krijgt elke deelnemer een overzicht van hoeveel geld er voor hem of haar is. Uit dat vermogen wordt het pensioen betaald. Hoe groter de pot, hoe hoger het pensioen.
Dat klinkt beter dan korten op pensioenen. Daar was de laatste jaren geregeld sprake van.
Afgesproken is dat pensioenfondsen straks gaan rekenen met een zogenoemd projectierendement. Dat is een rendement dat ze vrij zeker kunnen halen over een lange periode. Op basis van dat rendement wordt bepaald hoe hoog de pensioenpremie moet worden om de pot voldoende gevuld te hebben op de pensioendatum. Als de daadwerkelijke rendementen hoger zijn dan het projectierendement bouwt de deelnemer een grotere pot geld op, dus een hoger pensioen. Bonden en werkgevers kunnen ook besluiten de pensioenpremie te verlagen wat lekker is voor de portemonnee van werkgevers en werknemers: die dragen tijdens hun werkzame leven minder pensioenpremie af. Is het rendement uiteindelijk toch lager dan gehoopt, dan wordt de pot kleiner, of wordt er alsnog besloten om de premie weer te verhogen.
Kortom, het wordt allemaal wat flexibeler…
In het huidige stelsel moeten pensioenfondsen enorme buffers opbouwen voor ze de pensioenen mogen verhogen. Dat hoeft straks niet meer. Als het goed gaat met de beleggingen en het vermogen groeit, mag dat sneller worden uitgedeeld. Dus de pensioenen kunnen sneller worden verhoogd. Daar staat tegenover dat de pensioenen ook eerder worden verlaagd als de rendementen tegenvallen. Het pensioen wordt dus meer afhankelijk van de resultaten op de financiële markten.
Dat betekent toch juist een minder stabiel pensioen?
Op zich wel. Met name aandelenmarkten kunnen flink omhoog of omlaag gaan. Als die schommelingen één op één worden doorgegeven betekent het dat de pensioenen flink heen en weer kunnen gaan. Dat is niet wenselijk. Het gemiddelde pensioen, naast de AOW, is in Nederland zo’n 600 tot 700 euro per maand. Dan kan je een schommeling van bijvoorbeeld 10 procent niet hebben. Maar voor een jongere, die pas over pakweg 30 jaar met pensioen gaat, zijn die schommelingen minder erg. Die heeft nog lange tijd om eventuele tegenvallers op te vangen. Vandaar dat er nadrukkelijk gekeken gaat worden naar de verdeling van de rendementen en de risico’s.
Wat houdt dat in?
Simpel gesteld belegt een pensioenfonds in aandelen en obligaties, vastrentende leningen. Aandelen leveren over het algemeen een hoger rendement op, maar zijn ook risicovoller. De beurs kan bijvoorbeeld flink onderuit gaan, zo bleek begin van dit jaar weer. Obligaties zijn minder risicovol. Ze leveren een lager, maar wel stabieler resultaat.
In het nieuwe stelsel zullen de rendementen op aandelen meer aan de jongere deelnemers worden toebedeeld. Oudere deelnemers en gepensioneerden worden meer beschermd tegen de risico’s. Dat betekent dat jongeren een groter vermogen opbouwen, omdat ze van de hogere rendementen op aandelen profiteren. Ouderen hebben een stabieler pensioen dat minder snel stijgt.
Uit berekeningen van de Pensioenfederatie, de branchevereniging van pensioenfondsen, blijkt dat de kans op een verhoging van de pensioenen voor elke generatie boven de 70 procent ligt. De kans op verlaging ligt tussen de 25 en 30 procent. De kans op een hoger pensioen is voor iedereen groter dan het risico van een verlaging. Bovendien worden kortingen en verhogingen over de tijd gespreid, zodat de pensioenen niet te veel schommelen. En fondsen mogen een solidariteitsreserve van 15 procent van het vermogen aanleggen om grote klappen op te vangen.
Betekent dat ook dat de kortingen van de baan zijn?
Dat is en blijft een gevoelig punt. Het simpele en duidelijke antwoord is nee. Maar dat wil ook niet zeggen dat de kortingen er komen. Het nieuwe stelsel zal naar verwachting in 2026 ingaan. De tijd tussen nu en 2026 is een grijs gebied. Officieel gelden dan nog de strenge regels van het huidige stelsel. Voor volgend jaar zou dat hoge kortingen betekenen voor veel pensioenfondsen, zoals het er nu naar uitziet. Maar die korting komt er niet, beloofde minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Alleen fondsen die er financieel heel slecht voorstaan krijgen een beperkte korting.
Hoe het met de jaren daarna zit, is onduidelijk. De vakbonden willen dat de nieuwe, minder strenge regels ook al in de overgangsperiode gelden. Ze vinden het niet uit te leggen dat er gekort wordt volgens de oude regels, terwijl het niet zou hoeven onder de nieuwe regels. Daar moet nog een robbertje over gevochten worden. Bovendien zijn kortingen onder de nieuwe regels ook mogelijk. En niemand weet hoe de markten zich de komende jaren ontwikkelen.
Waarom duurt het zo lang voor het nieuwe stelsel wordt ingevoerd?
Zo’n grote wijziging vergt veel werk. Er moet nog heel veel worden afgekaart. Zo is afgesproken dat niemand er op achteruit mag gaan in het nieuwe stelsel. Als dat toch het geval is, moet er compensatie komen. Het is een hele puzzel om uit te zoeken wie er op achteruitgaat en hoe hoog de compensatie moet zijn. En waar het geld vandaan moet komen. Voor 1,3 miljoen werknemers die bij een verzekeraar sparen is duidelijk dat ze bij een overstap naar een andere werkgever flink inleveren op hun pensioen. Voor die groep is geen compensatie afgesproken. Daar wil met name vakbond VCP zich nog voor inzetten. Ook moeten de opgebouwde pensioenaanspraken uit het oude stelsel worden omgezet in vermogen in het nieuwe stelsel. Oftewel welk deel van de pot is straks voor wie? En zo zijn er nog tal van financiële, juridische en technische vragen die beantwoord moeten worden. Maar als blijkt dat pensioenfondsen straks eerder klaar zijn kan het nieuwe stelsel ook eerder worden ingevoerd.
Waarom eigenlijk een nieuw stelsel?
Nederland heeft een van de beste, zo niet het beste pensioenstelsel ter wereld blijkt jaarlijks uit internationale onderzoeken. Nergens ter wereld zijn zo weinig arme ouderen als in Nederland. Maar in Nederland zelf heerst vooral onvrede. Gepensioneerden zijn boos, omdat de pensioenen al jaren niet meer worden verhoogd. Sterker: er dreigen grote kortingen tot wel 25 procent, terwijl de pensioenpotten voller zitten dan ooit. Jongeren zijn juist bang dat ouderen de pot leeghalen en er voor hen straks te weinig overblijft.
Onbegrip en gebrek aan vertrouwen tastten het draagvlak voor het pensioenstelsel aan. Ook de manier waarop pensioen wordt opgebouwd begon te knellen. Vooral de subsidie van oudere werknemers door jongere werknemers lag gevoelig. Om dat aan te pakken moest er een nieuw pensioenstelsel komen. Daarin moest duidelijk worden wat iedereen voor zichzelf spaart en moet er voor iedereen perspectief zijn op een koopkrachtig en stabiel pensioen. Dat betekent dat fondsen sneller de pensioenen verhogen als het goed gaat met de beleggingen.
De ‘polder’ praat nu al tien jaar over een nieuw stelsel. Een paar keer was er bijna een oplossing, maar er was altijd een partij die koudwatervrees kreeg. En dan kon het hele circus weer van vooraf aan beginnen.Vorige week vrijdag stond alles en iedereen klaar om het nieuwe stelsel aan het volk te presenteren. Alleen het FNV-ledenparlement diende nog zijn goedkeuring te geven, maar dat zou slechts een formaliteit zijn, schatte de vakbondsleiding in. Daar vergisten ze zich in: het besluit werd uitgesteld.