Slechts 40 procent van migrantenvrouwen wordt door zorgverleners gewaarschuwd dat borstkanker erfelijk kan zijn. Bij vrouwen met een Nederlandse achtergrond ligt dit percentage veel hoger: 80 procent. Dat blijkt uit onderzoek van klinisch geneticus Margreet Ausems.
In NTR-programma De Nieuwe Maan vertelt Ausems over haar onderzoek onder borstpatiënten in zes ziekenhuizen. ,,Aanleiding om dit te doen, was het feit dat ik veel minder migrantenvrouwen in de polikliniek zag. Uit ons onderzoek blijkt waarom. Zij worden door artsen minder vaak doorverwezen voor een erfelijkheidsonderzoek bij borstkanker.”
Moeizaam
De geneticus verklaart het verschil door de vaak moeizame gesprekken die worden gevoerd tussen patiënt en zorgverlener. ,,Dat heeft vooral met een taalbarrière te maken. Hierdoor is communiceren moeilijk en komt erfelijkheidsonderzoek vaker niet dan wel aan de orde.”
Oncoloog Arjen Witkamp bevestigt dit verhaal in De Nieuwe Maan. ,,Het zijn lastige gesprekken die je moet voeren. Je hebt al zoveel te bespreken over de diagnose en de behandeling. Je moet je best doen om alles goed over te brengen en door de taalbarrière komt erfelijkheid vervolgens niet meer ter sprake en worden patiënten niet doorverwezen naar een klinisch geneticus.”
Genetisch onderzoek
Witkamp en Ausems benadrukken dat genetisch onderzoek belangrijk om te bepalen wat voor behandeling je kiest bij borstkanker. Ga je wel of niet over tot amputatie? Om ervoor te zorgen dat migrantenvrouwen wel informatie over erfelijkheidsonderzoek krijgen, worden zorgverleners extra getraind. En er wordt vaker gekozen voor de inzet van een tolk. Witkamp: ,,We varen regelmatig op de vertaling van de kinderen van patiënten, maar het is soms beter om een professionele tolk in te schakelen om de juiste informatie door te geven.”