Nederland trekt in totaal 100 miljoen euro uit voor een speciaal programma dat Afrikaanse landen helpt zich aan te passen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals toenemende droogte en overstromingsrisico’s. Dat heeft premier Mark Rutte maandag bekendgemaakt op de VN-klimaattop in Egypte.
Rutte sprak in zijn toespraak begrip uit voor kwetsbare landen die ‘terecht bezorgd zijn’ over de schade die zij lijden doordat het warmer wordt op aarde. Dat is ‘zeker de realiteit voor onze Afrikaanse vrienden en partners’, zei hij. ,,Ik hoor jullie roep om solidariteit. Afrika staat aan de frontlinie van een klimaatnoodtoestand die het niet heeft veroorzaakt.” Rutte stond ook stil bij de voedselonzekerheid die daardoor ontstaat. Hij voegde eraan toe dat die situatie er nog slechter op is geworden door de Russische invasie van Oekraïne.
Beloften waarmaken
Ontwikkelingslanden hebben dit jaar hun zin gekregen dat op de klimaattop ook wordt gesproken over ‘verlies en schade’, zoals de kosten van klimaat gerelateerde rampen worden genoemd. Rutte noemde dat eerder op de dag wel een ‘heel gevoelige discussie’.
De actie die de wereld tot nog toe heeft ondernomen om klimaatverandering te beperken tot onder de 1,5 graden, is volgens de premier ‘veel te weinig en veel te laat’. Landen moeten ‘meer doen en snel de beloften waarmaken die we hebben gedaan’, aldus Rutte.
Hij voegde eraan toe dat ‘Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt’ en verwees naar het kabinetsdoel om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2030 met 55 tot 60 procent te verminderen. ,,Dat wordt niet makkelijk en we hebben nog veel werk te verrichten”, erkende hij.
Volgens doorrekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) zijn de huidige Nederlandse klimaatplannen goed voor maximaal 50 procent reductie. Als plannen uit het coalitieakkoord die nog niet concreet zijn uitgewerkt ook worden meegewogen, komt het PBL uit op maximaal 52 procent ten opzichte van 1990. Zit het echter tegen, dan vermindert de uitstoot met slechts 39 procent.
Groene waterstof
Premier Rutte ondertekende eerder vandaag een overeenkomst met de Omaanse minister van Energie Salim al Aufi over de samenwerking op het gebied van groene waterstof. In de overeenkomst staat duidelijk dat ze ‘geen rechten of plichten’ schept. Toch is het volgens Rutte meer dan alleen een intentieverklaring. ,,We gaan echt nu heel snel met elkaar tot actie over’’, zei hij.
Zo willen Nederland en Oman onder meer bedrijven gaan ondersteunen die samenwerken in de import en export van waterstof tussen beide landen. Ook willen ze kennis delen, bijvoorbeeld door uitwisselingen van experts te promoten. Voor de Omani’s is Nederland interessant als de toegangspoort tot Europa. Ze verdienen nu vooral hun geld met olie, maar kijken net als andere landen waarvoor dat geldt ook naar andere energiebronnen voor de toekomst.
Waterstof is schoon in het gebruik: het leidt niet tot uitstoot van schadelijke stoffen en kan worden gemaakt met water en elektriciteit. Die stroom moet wel op een duurzame manier worden opgewekt om de waterstof groen te mogen noemen. Dat kan bijvoorbeeld met zonnepanelen en windmolens. Oman is daarvoor erg geschikt, want het is er altijd zonnig en het ligt aan zee.
Nederland kan de waterstof goed gebruiken om de industrie te vergroenen. ,,Dit is heel belangrijk voor de staalindustrie, de chemie in de Botlek en Zeeuws-Vlaanderen”, zei Rutte. Vorig jaar sloot Nederland op de klimaattop in Glasgow een soortgelijke overeenkomst met Namibië.
Met zes andere landen maakte Nederland eerder al dit soort afspraken. Het gaat volgens het ministerie van Economische Zaken om Portugal, Chili, Uruguay, Canada en recentelijk ook Indonesië en de Verenigde Arabische Emiraten. Die afspraken kregen minder aandacht dan de verklaring die Rutte tekende op de top, de COP27. Het is de bedoeling dat er nog meer zullen volgen.